Pieter Steinz over Guido van Rijn
Labels: blues, Guido van Rijn, Pieter Steinz
h2 class="sidebar-title">Links
Music is my first love, op deze weblog geef ik verslag van muzikale zaken waar ik mee bezig ben. Dat kan een internet adres zijn, een artiest of andere onderwerpen die met muziek te maken hebben.
Een gospelartiest brengt een ode aan de blokken welfare cheese die arme Amerikanen kregen bij de voedselbank in de vroege jaren zestig. John Lee Hooker becommentarieert de rassenonlusten in Alabama anno 1963. Een zanger-gitarist fantaseert over de dag dat hij orde op zaken zal stellen in de Verenigde Naties (en Fidel Castro zal verrassen met iets dat hij aanduidt als een ‘Georgia shave’). Het sentimentele gospelgroepje The Birds of Harmony wenst de vermoorde John F. Kennedy een voorspoedige doorgang door de hemelse Golden Gate.
„Bluessongs zijn een unieke historische bron,” zegt de Overveense leraar Guido van Rijn, die de liedjes gebruikte voor zijn net verschenen studie Kennedy’s Blues en voor een gelijknamige cd. „Nergens anders vind je zulk expliciet commentaar van ‘gewone’ zwarten op de Amerikaanse politiek. Tegenwoordig zijn er rappers die zeggen dat ze de CNN van het getto zijn; hetzelfde kun je zeggen van de bluesartiesten uit het midden van de vorige eeuw. Soms bijna letterlijk: de blues- en gospelzanger Brother Will Hairston reed met een vrachtwagen door de zwarte wijken van Detroit om zijn songs bekendheid te geven.”
Van Rijn, die geldt als een van de grootste blueskenners ter wereld, publiceerde al eerder een studie naar bluessongs. Twaalf jaar geleden promoveerde hij in Leiden op Roosevelt’s Blues, een onderzoek naar liedteksten over Franklin Delano Roosevelt, president van de Verenigde Staten van 1933 tot 1945. In zijn vrije tijd verzamelde de leraar Engels 128 topical songs uit vooral het Interbellum, transcribeerde en analyseerde hij de teksten, en gebruikte hij ze als ‘oral history’. Waardevol materiaal, dat laat zien waarom Roosevelt zo geliefd was bij blueszangers: het pakket van maatregelen dat hij nam om werkloosheid en armoede tegen te gaan, kwam voor een belangrijk deel ten goede aan de zwarte bevolking, waarvan aan het begin van de jaren dertig 40 procent zonder werk zat.
Volgens Van Rijn wierp zijn promotieonderzoek zelfs nieuw licht op een van de grote raadsels uit de Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis: hoe kwam het dat de zwarte bevolking, die sinds de dagen van de grote emancipator Lincoln altijd trouw op de Republikeinen had gestemd, in 1936 en masse overging naar de Democraten. Van Rijn: „Natuurlijk hadden de historici wel een vermoeden, maar ze misten de stem van de zwarte man in de straat, die vaak niet kon lezen of schrijven. Ik vond die bronnen wél, in de blues. De Amerikaanse wetenschappers waren daar niet op gekomen, daarvoor was kennelijk een Hollander nodig. Afstand maakt de blik scherper, zullen we maar zeggen.”
Na publicatie van Roosevelt’s Blues ging Van Rijn gewoon verder met zijn zoektocht naar blues en gospel (en zelfs op plaat gezette preken) met een politieke lading. In 2004 verscheen het boek The Truman and Eisenhower Blues, vergezeld door een cd met 26 songs uit de periode 1945-1960. De blues-, jump- en gospelartiesten bleken geen onderwerp uit de weg te zijn gegaan. De atoombommen op Japan, de inflatie, de oorlog in Korea, de busboycot van Martin Luther King – het is allemaal terug te horen, verpakt in aanstekelijke muziek en verlicht door een flinke dosis humor. Als je niet hardop lacht om de swinglegende Louis Jordan die zichzelf als kandidaat-president aanwijst, of om de Pilgrim Travelers die zingen dat ‘Jesus Hits Like The Atom Bomb’, dan kun je in elk geval glimlachen om de praktisch a capella gezongen allegorie over Atom en Evil die koste wat kost van een romance afgehouden moeten worden: ‘If Atom and Evil should ever be wed / Lord, then down there all of us are gon’ to be dead.’
Behalve voor historici en sociologen
is Van Rijns werk een eye-opener voor muziekliefhebbers. Niet alleen omdat hij briljante songs uit het vergeetboek haalt, maar ook omdat hij songs ontdekt, dateert en in context plaatst. Hij houdt zich daarbij aan een strenge afbakening. „Dit is het corpus, het Oude Testament,” zegt Van Rijn terwijl hij een soort telefoonboek op tafel laat ploffen. „Blues and Gospel Records van Dixon, Godrich en Rye is de meest complete discografie van blues en gospel. Ik draag er zelf aan bij. Alle achterhaalbare opnames staan er in. Plus op de plaat gezette registraties van preken en black comedy – allebei belangrijke bronnen voor de politieke beleving van zwarten. Met soul en rap – overigens een afkorting van ‘rhythm and poetry’ – houd ik me niet bezig. En met blanke blues al helemaal niet.”
De fascinatie voor zwarte muziek kwam bij Van Rijn (1950) op zijn twaalfde, toen hij tijdens de muziekles in de eerste klas van het Pius X Lyceum in Amsterdam „een minuut boogie-woogie” te horen kreeg. Het kostte hem een maand om het origineel op te duiken: een Australisch ep’tje met zes nummers van de blues- en boogiepianist Pinetop Smith dat via een Frans postorderbedrijf moest komen. Van het een kwam het ander; Van Rijn werd een verzamelaar (in zijn ‘blueskamer’ in Overveen staan meer dan tienduizend 78-, 45- en 33-toerenplaten, tapes, cassettes, cd’s en video’s), hij ging bluesconcerten organiseren (onder meer de jaarlijkse bluesestafette in Utrecht), richtte het platenlabel Agram op (waarop nog steeds zijn cd’s verschijnen), en raakte geïnteresseerd in de songteksten. „Voor zover je die kan verstaan,” zegt Van Rijn. „Ook Amerikanen hebben daar vaak moeite mee. En het idioom is soms vergezocht; zo bleek de ‘Georgia shave’ uit de VN-blues van Louisiana Red gewoon een synoniem voor ‘iemand een kopje kleiner maken’. Hét boek over de poëzie van de blues is The Meaning of the Blues van Paul Oliver, die het voorwoord heeft geschreven bij mijn Roosevelt’s Blues. Maar Paul was vooral literair geïnteresseerd en citeerde vaak maar een paar regels per liedje. Mij gaat het om de hele tekst.”
Van Rijn recentste project
gaat – het lag in de lijn der verwachtingen – over president Kennedy, die anders dan zijn twee voorgangers in zijn eentje een boek waard is. In Kennedy’s Blues laat hij onder andere zien dat de zwarte Amerikanen zeer positief oordeelden over de Democratische president, die een moeizame start op het gebied van rassenrelaties had. Van Rijn: „De benarde positie van de Afrikaanse Amerikanen maakte drastische maatregelen op het terrein van de burgerrechten noodzakelijk, maar voor velen handelde de president aanvankelijk te traag. Martin Luther King zette druk op de ketel met heftige demonstraties in Albany en Birmingham, en de Mars op Washington werd georganiseerd om Kennedy’s baanbrekende burgerrechtenwet te ondersteunen. De president verleende zijn steun aan de mars en werd vervolgens vrijwel heilig verklaard door de zwarte gemeenschap. Na de moord op JFK zou president Johnson Kennedy’s wetsvoorstel door het Congres sleuren, maar het was Kennedy’s foto die jaren later nog steeds in vele duizenden zwarte huiskamers zou hangen naast die van King en Christus. Zoals The Original Soul Revivers zongen:
President Kennedy, he was courageous and bold,
He fought so hard for civil rights,
Lord gonna bring it out to the light,
President Kennedy’s good works won’t ever die
„Al mijn onderzoek begint met het zoeken naar politieke verwijzingen in de songteksten. Dan hou je ongeveer één procent over. Heel wat minder dan als je zou zoeken naar blues met seksuele verwijzingen – hoewel er natuurlijk mengvormen zijn, zoals ‘I Go Into Orbit’ van Johnny Acey, die de verovering van de ruimte met de liefde verbindt. Kennedy’s presidentschap, dat maar drie jaar duurde, heeft niet extreem veel politieke blues opgeleverd, maar zijn dood des te meer: ongeveer een derde van alle topical songs over het tijdperk-Kennedy gaat over ‘that awful day in Dallas’. Alles bij elkaar genoeg voor een boek; en het presidentschap van Kennedy’s opvolger Johnson kon daar niet meer bij. Lyndon B. Johnson was de president van de Burgerrechtenwetten en van de Vietnamoorlog, populaire onderwerpen in de muziek; bovendien werd onder zijn bewind Martin Luther King doodgeschoten, en alleen daarover heb je wel honderd blues- en vooral gospelsongs. Die moeten dus wachten tot een volgend boek.”
Is het in dit licht niet ontmoedigend dat Van Rijn aan het einde van Kennedy’s Blues – en naar aanleiding van de ‘poëtische schaarste in sommige blues- en gospelteksten uit het JFK-tijdperk’ – spreekt over ‘de eerste tekenen van een kunstvorm in verval’? Van Rijn: „Nee hoor, de kwaliteit mag dan, vergeleken met de Roosevelt-blues, achteruit zijn gegaan, bij mijn onderzoek naar de Johnson-blues stuit ik toch weer op schitterende teksten. Wat te denken van ‘We steken het Witte Huis in brand, / wordt het eindelijk eens zwart’?”
De cd Kennedy’s Blues bevat een paar muzikale juweeltjes. ‘Twistin’ Out In Space’ van de John Glenn-fan Robert Parker bijvoorbeeld; het vrolijke ‘I’m Gonna Sit In Till You Give In’, waarin B.B. King de methodes van de Burgerrechtenactivisten toepast op zijn onwillige vriendinnen in spe. ‘Ride On Red, Ride On’ van Louisiana Red, wiens vader in 1936 door de Ku Klux Klan werd vermoord; Van Rijns eigen favoriet ‘Sad Day in Texas’ van de pianist Otis Spann; en niet te vergeten het beeldschone, sentimenteel-dreigende ‘Assassination’ van het barbershopkwartet The Dixie Nightingales. Maar vindt Van Rijn de Kennedy-blues muzikaal van even hoog niveau als de Truman-, Eisenhower-, en Rooseveltblues?
Van Rijn: „Kennedy, de eerste katholieke president van de VS, is een mythische figuur geworden; niet voor niets vergelijk ik hem in het eerste hoofdstuk van mijn boek met archetypische helden uit de wereldcultuur – ter zake als je bedenkt dat JFK zelf geobsedeerd was door Koning Arthur en de zogeheten Camelot-legende. De songs over Kennedy hebben voor mij een extra lading, omdat ik me zelf de moord in Dallas zo goed herinner, ook al omdat ik traditioneel katholiek ben opgevoed. Maar als ik heel eerlijk ben, dan geldt: hoe verder je teruggaat, hoe beter het wordt. Voor mij is de beste blues gemaakt tussen 1927 en 1932, toen er nog niet met versterkte instrumenten werd gespeeld. Het was een tijd van economische crisis; de mensen hadden het moeilijk en dat maakte emoties los.”
Guido van Rijn: ‘Kennedy’s Blues – African-American Blues and Gospel Songs on JFK’ . University Press of Mississippi, 220 blz. De cd ‘Kennedy’s Blues’ (Agram Blues ABCD 2019) is net als ‘Roosevelt’s Blues’ en ‘The Truman and Eisenhower Blues’ te bestellen via de website http://home.tiscali.nl/guido. Inl. guido@tiscali.nl
Labels: blues, Guido van Rijn
Wil je Radio 6 ontvangen in je auto? Sluit je smartphone dan aan op je autoradio, start de stream in de app of op de mobiele site en luisteren maar! Radio 6 is vanaf nu namelijk ook te ontvangen op je mobiele telefoon. Je telefoon moet dan wel toegang hebben tot internet, maar dat is tegenwoordig steeds vaker het geval.
iPhone
Voor de iPhone hebben we een speciale app ontwikkeld die je zeer binnenkort kunt vinden in de appstore van Apple. Met deze app kun je luisteren naar Radio 6, gidsinformatie bekijken en luiteren naar onze themakanalen. We zijn van plan deze app verder te verrijken.
Mobiele site
Voor alle andere smartphones hebben we een laagdrempelige mobiele site ontwikkeld (http://m.radio6.nl). De mobiele site heeft iets meer mogelijkheden: naast de livestream, de gids en de webkanalen vind je er ook actuele nieuwsberichten. Ook de mobiele site willen we in de komende tijd uitbreiden.
Eventuele vragen over of tips voor de app of de mobiele site kun je mailen naar radio6@omroep.nl.
Bassekou Kouyate
Bassekou Kouyaté has arrived. Those in the know in the Malian music community have long recognized him as the most exciting and innovativengoni player on the contemporary scene. And considering that the ngoni, a “spike lute” and an ancestor of the banjo, is one of the oldest string instruments in West Africa—far older than the kora or even the balafon—that’s serious stuff. Bassekou’s star turns with kora master Toumani Diabaté (Djelika), Ali Farka Toure (Savane) and Taj Mahal (Kulanjan) certainly won him honorable mentions. Then, with the release of Segu Bluein 2006, Bassekou claimed his place at center stage, fronting a unique band, Ngoni Ba, that builds its arrangements around four tangling ngoni parts, three of them played by the Kouyaté brothers.
I Speak Fula finds the Ngoni Ba concept matured and expanded. From the opening volleys of the first track, the ngonis blaze fast and fiery, though never more so than on “Musow (For our Women).” Bassekou does more than pay lip service to woman-power; his wife Amy Sacko is Ngoni Ba’s lead singer, and her powerful, smoky voice is a welcome presence throughout these eleven rich tracks.
This group has spectacular chemistry, but their second CD makes an admirable embrace of Malian artists and genres beyond the core ensemble, and beyond Bassekou’s Bambara griot roots. This seems to be the spirit of the title, I Speak Fula; Fula is not Bassekou’s native tongue. Zoumana Tereta, master of the horse-hair soku fiddle, sings and plays on Bassekou’s ode to his bride, “Amy.” Tereta’s voice is deliciously raw and gravelly, and his bowing deep and mystic. There are two other tracks with earthy guest vocals, the slow and mesmerizing “Bambougou Blues,” featuring the baritone rumble of Andra Kouyate, and a bonus track with Senufo hunter Dramane Ze Konate.
Moving from the earthy to the celestial, we get a heart-stopping vocal cameo from golden-throated griot star Kasse Mady Diabaté on “Jamana Be Diya,” a rendition of the griot classic “Massane Siise.” Kasse Mady’s blast of full-throttle jeliya comes halfway through the track, announced by a flurry of kora from Toumani Diabaté. Toumani also graces “Tineni,” a gentle loping song that encourages young girls to remain virgins. Perhaps it was nostalgia for his twilight sessions with Ali Farka Toure that lead Bassekou to enlist Ali’s son Vieux Farka Toure for this session. Vieux lays heavy electric guitar riffs on two tracks here, most notably the magnificent “Bambugu Blues.” All the guest appearances here come from Malians—never foreign “names”—so they completely avoid any taint of opportunism and instead convey confidence, and a refreshing sort of multi-cultural pride that may be unique to Mali. With I Speak Fula, Bassekou Kouyaté takes his place among the top tier of his country’s dazzling musical pantheon.
for www.afropop.org
Muzikaliteit is een raadselachtig menselijk talent. Henkjan Honing onderzoekt het.
Waarom maken mensen muziek? En hoe doen ze dat eigenlijk? Dat wil Henkjan Honing weten. Eind vorig jaar publiceerde Honing, universitair hoofddocent muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam het boek Iedereen is muzikaal. Wat we weten over het luisteren naar muziek (Nieuw Amsterdam, €17,95). De luisteraar staat erin centraal – een belangrijke bijdrage aan het muziekonderzoek, dat vaak over experts en hun ervaringen gaat.
Die gewone luisteraar is dus héél muzikaal. Onlangs constateerde Honing bijvoorbeeld dat subtiele muzikale verschillen in frasering en timing door liefhebbers zonder enige muzikale training evengoed worden opgemerkt als door echte muziekexperts. Als je de opgaven maar formuleert in termen en voorbeelden die ook gewone mensen goed kennen. Voordien scoorden in dit soort onderzoek altijd de muzikanten en muzikaal opgeleiden het best. Volgens Honing wordt die ‘voorsprong’ vooral veroorzaakt doordat experts preciezer kunnen uitdrukken wat ze horen (Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, februari 2009). ‘Iedereen is muzikaal’ slaat dus op het begrip van muziek, niet op de productie van muziek. Alleen lijders aan ‘amusia’ (minder dan 1% van de bevolking) hebben moeite met herkennen van muzikale elementen. Bij goed muziek maken spelen allerlei factoren een rol, waarbij oefening waarschijnlijk de belangrijkste is.
Ooit was hij zelf muzikant, maar al in de jaren tachtig maakte Honing computermodellen van het menselijk ritmegevoel. “Ik heb toen al mijn instrumenten verkocht en een computer gekocht. Voortaan was dat mijn instrument”, zegt hij er nu over in zijn werkkamer in een futuristisch universiteitsgebouw in Amsterdam.
Een van Honings conclusies was toen dat als je een ritme naar het einde toe een beetje vertraagd speelt, dan zeggen heel veel mensen dat dat precies klopt zoals het genoteerd staat. Honing: “Als je precies zou kunnen spelen wat er staat, klinkt dat meestal heel vreemd.” Hij ontdekte ook hoe dat komt: de ervaring bepaalt mede het ritmegevoel. “Als je een triool [een drievoudig ritme] speelt zoals heel veel mensen het vaak spelen – dus niet precies in de maat – dán klinkt het precies zoals het er staat – denken we.” Geen enkele muzikant neemt notenschrift dus helemaal serieus, hij kán zelfs niet precies spelen wat er staat.”
Inmiddels onderzoekt Honing veel meer dan ritme-perceptie met behulp van computermodellen. Recentelijk ontdekte hij bijvoorbeeld dat pasgeboren kinderen al blijk geven van maatgevoel, door ze (in hun slaap!) gemanipuleerde ritmes te laten horen en hun hersenactiviteit te meten. Hun brein reageerde verrast bij een ritmisch belangrijke wijziging, maar niet bij een onbelangrijke (Proceedings of the National Academy of Sciences, 17 februari 2009).
Eerder was al eens gevonden dat baby’s ook melodieën blijven herkennen, als die later op een andere toonhoogte klinken. Dat vermogen wordt ‘relatief gehoor’ genoemd, en samen met ritmegevoel vormt het de basis van de menselijke muzikaliteit.
Maar waarom hebben we allemaal zo veel muzikaal gevoel? Dat blijft toch een mysterie. Want het evolutionaire nut is nog niet gevonden. Ook daarover gaat Honings boek.
Wat verliezen wij mensen als we geen muziek zouden hebben?
Honing: “Je kan zeggen: niks. Eh, ja, dat is het antwoord.”
Niks? Dan hebben we muziek niet nodig, het is een evolutionair toeval.
“U vroeg naar een gedachte-experiment. Je kan ook doordenken over de bestaande werkelijkheid waarin we wel degelijk muziek hebben in ons leven. En in dat leven neemt muziek een veel belangrijkere plaats in dan we meestal denken.
“Want zonder muziek zou ons emotionele en sociale leven er heel anders uit zien. En veel minder aantrekkelijk. We zouden wel blijven leven, maar toch heel belangrijk voor ons is dat muziek een perfecte stemmingsregulator is. Iedereen weet hoe je stemming moet manipuleren met muziek. Als je vrolijk bent, kan muziek je vrolijker maken, als je treurig bent treuriger. Of andersom. Iedereen voelt aan of muziek helemaal verkeerd of juist goed is in bepaalde situaties en voor bepaalde personen. Denk aan begrafenissen Muziek maakt contact met onze emotionaliteit, en veel beter dan taal dat kan. Kijk maar om je heen.
“Maar de bewijzen voor die rol zijn nog altijd erg anekdotisch. In die ontzettend grote emotionele rol van muziek zitten wel de aanknopingspunten voor de manier waarop muziek evolutionair is te interpreteren. Maar veel zekerheid is er nog niet.”
Voor de mens, met zijn complexe sociale structuur, kan emotionele regulering toch evolutionair nuttig zijn geweest? Als remming?
“Ik weet het niet. Muziek is ook vaak een uitlaatklep, als je droevig bent zet je vaak iets op waardoor het nog erger wordt. Dat is eigenlijk idioot, waarom zou je het erger maken? En we weten nog niet eens of we muziek vaker gebruiken om het erger te maken of juist om de emoties te dempen. En je kunt ook niet alle muziek verklaren als emotieregulatie. Muziek is ook een kunstvorm, het is ook een manier om je cognitieve vaardigheden te presenteren. En je kan er ook vast indruk mee maken in de seksuele selectie.”
Henkjan Honing (1959) studeerde elektronische muziek en compositie aan het Utrechtse Instituut voor Sonologie (1981-84), hij promoveerde in 1991 aan de City University London. In 1992 werd hij Research Fellow van de KNAW en tussen 1997 en 2003 leidde hij met Peter Desain de Music, Mind, Machine-onderzoeksgroep, dankzij een NWO-PIONEER-subsidie. Sinds 2007 is hij universitair hoofddocent muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam.
Tot 1992 had Honing zijn eigen jazz-kwartet, ook was hij onder andere lid van het gamelan-ensemble Gending.
Nu is er overal muziek om naar te luisteren. Maar vroeger was muziek toch vooral zélf zingen, spelen en dansen?
“Ja, in vrijwel alle culturen behalve de onze is muziek een groepsgebeuren en vaak in combinatie met dans. Soms hebben deze culturen niet eens een apart woord voor muziek. Wij in het Westen hebben muziek ook heel erg apart gezet, in die concertzalen, waarin je niet mag bewegen en praten. Maar op feestjes in Brazilië zingt iedereen ongedwongen, er gaat eens een gitaar rond. In Nederland zeggen mensen dan snel: ‘het is toch niet helemaal goed, nog even studeren’.
“In dat zelf muziek maken zie je trouwens ook goed dat muziek leidt tot emotionele bindingen en groepsgedrag. Ik denk dat die bijdrage aan sociale cohesie ook belangrijk is geweest in de evolutie.”
Maar die cohesie komt toch ook neer op emotionele regulering?
“Jawel, maar ik zie het toch als twee verschillende dingen. Eerst is er het vermogen om emotie uit muziek te halen en dat vermogen wordt gebruikt in de rituelen.
“De emotiegevoeligheid via muziek is heel direct en ook al heel vroeg. Luister naar de taal die ouders gebruiken voor pasgeboren kinderen, Infant Directed Speech, ook wel motherese genoemd. Met taal heeft het weinig te maken, het is een soort zingen. Pasgeboren kinderen vinden dat geweldig. Ze halen er feilloos de emoties uit, zo blijkt uit onderzoek. En het is een muzikaal talent. Dat decoderen van emoties hebben baby’s eerder door dan dat ze gezichten kunnen onderscheiden. Grammatica speelt geen rol, het gaat om de nuances, de toonbuigingen. Als je de woorden weghaalt begrijpen baby’s het even goed en volwassenen ook.”
Baby’s hebben maatgevoel, ze hebben relatief gehoor, pikken de emoties op uit muziek: allemaal heel biologisch en aangeboren dus. Waarom dan niet aannemen dat het waarschijnlijk evolutionair nuttig zal zijn geweest?
“Nee, daar is nog discussie over. Niet over wat die baby’s kunnen: ze hebben intonatie- en ook maat- en ritmegevoel. Maar wel over of het wel aangeboren is. Want kinderen kunnen ook al leren in de baarmoeder.
Dat lijkt nogal onwaarschijnlijk, dat ze in de baarmoeder zomaar ritmegevoel aanleren.
“Ja, ik zou dat ook graag geloven maar ik moet als wetenschapper voorzichtig zijn. Je moet alle alternatieven langs. In die baarmoeder klinken hartslag, ademhaling en allerlei achtergrondgeluiden. Het gehoor van ongeborenen werkt al vanaf de zevende maand, ze herkennen na geboorte ook muziek die ze in de baarmoeder hoorden.
“Maar goed, als het door de hartslag van de moeder kwam, zouden alle zoogdieren zo’n maatgevoel moeten hebben, en dat is nooit gevonden.
“Bij maatgevoel gaat het in essentie om het vermogen de regelmaat in het ritme van een ander over te nemen. Bij dieren is zoiets tot nu toe alleen gevonden bij een kaketoe, die beroemd werd door een filmpje op internet waarin hij op de maat van de muziek zit mee te swingen. Dat bewegen is geen zuiver toeval, maar erg sterk is het ook niet. Die vogel zit altijd te bewegen en 10 procent is het dus gelijk met de muziek. En vooral bij dat ene liedje. Mijn intuïtie is dat die vogel dat geleerd heeft. En dat is op zich ook al erg interessant, dat hij het kan leren.”
Wat heb je verder aan maatgevoel als het niet voor de muziek is? Is misschien ook handig bij het lopen?
“Het is het herkennen van periodiciteit en bij heel veel dingen heb je dat helemaal niet nodig. Bij taal ook niet. Het is eigenlijk een nadeel.”
Misschien handig om je pas in te houden als je een plas wilt ontwijken? Kan op zoiets niet ook evolutionaire selectiedruk zijn geweest?
“Waarom al op de eerste dag van je leven? En iedereen weet dat kinderen ook later nog helemaal geen plassen kunnen ontwijken.”
Het is dus een raadsel.
“Ja, en ik wil daarom verder onderzoeken of maatgevoel en dat relatieve gehoor inderdaad de fundamenten zijn van muzikaliteit. Iedereen is altijd diep onder de indruk van absoluut gehoor, dat je direct kan benoemen hoe hoog een toon is, zonder referentie. Maar bijna alle dieren hebben absoluut gehoor. Ons relatieve gehoor is veel bijzonderder: dat je een melodie kunt herkennen, los van de daadwerkelijke toonhoogte.
“Ik kan dus al wel stellig zeggen: iedereen is muzikaal. Die talenten hebben we allemaal vanaf onze geboorte. Maar om de link te maken met de evolutie, dat is Stap Twee.”
Maar als die muzikaliteit uniek is voor de mens, hoe zit dat dan met al die vrolijk fluitende vogels? En de zingende gibbons?
“In onze oren is dat inderdaad muziek. Maar het is belangrijk om muziek en muzikaliteit te onderscheiden. Wat is muziek? Alles is muziek waar wij als muziek naar luisteren. Dat is niet in een definitie te vangen. Ik probeer het wel eens wekenlang uit in een werkcollege, voor iedere definitie vinden we dan wel een uitzondering. Zelfs een stuk dat louter bestaat uit stilte, 4’33” van John Cage, wordt als muziek beschouwd.
“Muzikaliteit is wel goed te definiëren, met de vaardigheden zoals maatgevoel en relatief gehoor. En die hebben een bepaald biologisch fundament. Ik denk niet dat vogels muzikaliteit hebben. Geen maatgevoel en ook geen relatief gehoor. Wij horen het wel als muziek, maar voor die vogels heeft het waarschijnlijk een heel andere functie. Als je muzikaliteit en muziek niet goed uit elkaar houdt, is de verwarring compleet.
“Het idee dat die twee vaardigheden, maatgevoel en relatief gehoor, de basis vormen van muzikaliteit is nog lang geen algemeen aanvaard principe. Heel vaak wordt muziek nog gezien als een bijproduct van taal. Bij mijn onderzoeksvoorstellen krijg ik nog altijd vaak de vraag terug: ‘wat draagt dit bij aan het inzicht in taal?’ Muziek wordt ook nog vaak gezien als slechts een kwestie van smaak. Als een soort luxe.”
U beschrijft ook hoe belangrijk in de luisterervaring die ene wending in de muziek is, dat ene stukje in een popliedje of in een song of in een symfonie. Waar komt dat vandaan?
“We begrijpen het niet, maar het fenomeen is alom aanwezig. Specifieke plekken in de muziek waarbij de rillingen je over de rug lopen. Ik heb het wel eens bij een concert, dat ik echt fysiek bijna van mijn stoel val.
“Die liefde voor dat ene trekje heeft in ieder geval met anticipatie te maken, maar ook met ongrijpbaarheid. Want je kan het eindeloos opnieuw horen, en toch blijft het verrassen. Je ziet dat wel vaker in de muziek. Neem swing, dat in feite een kleine afwijking van een verwacht ritme is. Als je dat de tweede keer hoort zou je kunnen denken: nu ja, het komt een beetje laat. Toch, het blijft swingen. Je cognitieve waarneming kan zich er niet op instellen.
“Die kippenvelstukjes tonen ook dat muziek een intieme relatie heeft met ons geheugen en met ons emotionele systeem. Maar hoe dat werkt? Geen idee.”
Op zijn weblog staan ook heel interessante berichten.
Mamadou Diabate pushed a homecoming to his native Mali aside, and in the elements that make up the American winter, braved a frenzy of cross-city travels that landed him in Los Angeles for the Grammy's this past Sunday.
"I rented a big SUV because I knew it would not be easy to drive in the snow," he said. "And it spun off the road. A couple of guys stopped to help me get back on the road. If not for them, I would not have made it. No way."
It certainly was a shining moment for the now Durham-based Manding artist, who was awarded the Grammy for his kora-laced album "Douga Mansa" in the category of "Best Traditional World Music Album". He was the only African musician nominated for the award, and was humble once again, after falling short of a win in the same category back in 2006.
"I was surprised," Diabate said. "In the Grammy category, there are no losers. Just getting nominated is a big step, and I appreciated getting the nomination. We are all winners, not everybody gets the chance even to get their name up for a Grammy."
Meanwhile, banjo afficionado Bela Fleck's newest release, "Throw Down Your Heart", has been garnering all kinds of attention in the world music community. Partnering with the likes of Toumani Diabate, Oumou Sangare, D'Gary, and Bassekou Kouyate, his unique pairing of the banjo with traditional African instruments and voice have even bled through to the American pop music scene. With now twenty Grammy awards under his belt, Fleck is of course no stranger to the L.A. stage. But this most recent endeavor departed from his mostly bluegrass-infused styles and zig-zagged him across the African continent to understand where his instrument could fit in. And did it ever. Fleck took home prizes for "Best Contemporary World Music Album" as well as "Best Pop Instrumental Performance" for the track "Throw Down Your Heart".
Fleck has of recently made available on his website unreleased tracks from his inter-continental travels, aptly titled "Throw Down Your Heart: Africa Sessions Part 2", and continues his Africa Project tour into April 2010.
To view Afropop Senior Editor Banning Eyre's review of Mamadou Diabate's "Douga Mansa", please visit:http://afropop.org/explore/album_review/ID/3553/Douga+Mansa
To learn more about Bela Fleck and The Africa Project, check out Afropop's feature by Banning Eyre:
http://afropop.org/multi/feature/ID/871/Bela+Fleck%27s+Africa+Project+on+Tour+in+America
Quotes pulled from: http://www.newsobserver.com
Labels: bela fleck, mamadou diabate
Ik vertoef momenteel in Engeland. Daar treden al die oude groepen zoals the Fortunes en Gerry en de Pacemakers nog regelmatig op.
Labels: engeland, fortunes, moody blues, nostalgie
|
Music and the Story of Haiti on Afropop Worldwide | ||
|