h2 class="sidebar-title">Links muziekgek: Staff Benda Bilili

muziekgek

Music is my first love, op deze weblog geef ik verslag van muzikale zaken waar ik mee bezig ben. Dat kan een internet adres zijn, een artiest of andere onderwerpen die met muziek te maken hebben.

donderdag, augustus 26, 2010

Staff Benda Bilili

Staff Benda Bilili: van Roots tot LowlandsCongolese band van ‘motorcycle bad boys’De Afrikaanse sensatie van 2009 was Staff Benda Bilili´, de band uit Congo met het straffe verhaal. Ze wonnen na hun debuut-cd direct de Womex Award, de documentairefilm over hun muzikale leven in Kinshasa leverde een staande ovatie op tijdens de openingsavond van het filmfestival in Cannes. Deze zomer zijn ze zeven keer te zien in de Benelux: Roots Open Air, Regentessen Den Haag, Festival Mundial Couleur Café, Lowlands, Dranouter, Esperanzah!, en Zomerparkfeest Venlo. Daarna gaan ze Japan veroveren. Ben Ackermans van Mixed ging vorig jaar voorproeven in Frankrijk.

door Ben Ackermans

Djunana Tanga-Suele rolt behendig over het grasveld, een lach op zijn gezicht. Na een dagje in een Frans ziekenhuis voegt hij zich weer bij zijn kameraden. Viel toch wel mee, die malaria-aanval. Zijn medemuzikanten omhelzen hem een voor een. Dan roept iemand: ‘Staff!’ En meteen daarop klinkt luid, unisono: ‘Benda Bilili, très très fort!

Later in de middag nestelen groep en gevolg zich op een terras op het dorpsplein van Châtillon-sur-Chalaronne. Zo eenvoudig is dat nog niet, met vier rolstoelen tussen tafels en stoelen door. Maar als de biertjes, whisky en appelsap eenmaal op tafel staan, klinkt de bandnaam weer: ‘Staff!’ ‘Benda Bilili, très très fort!

‘Zie het maar als onze strijdkreet’, zal leider Ricky Likabu later zeggen. Dat komt dan mooi van pas, want de muzikanten uit Kinshasa lijken aan een veroveringstocht begonnen. Staff Benda Bilili was de buzz van het afgelopen jaar. Geen enkel optreden had de groep buiten de Republique Democratique Congo gedaan, maar de naam zoemde al overal rond.

De kunst van het overleven
Verplaatsen we ons even naar Kinshasa, hoofdstad van een door oorlog verscheurd land, waar overleven de hoogste kunst is. Rond de dierentuin vindt in 2004 een groep mannen elkaar. De oudste is al in de vijftig, de jongste nog een tiener. Ze kennen elkaar van de straat. Daar slapen ze ook vaak, in de openlucht, op een bed vantonkara (stukken karton), omringd door dakloze kinderen.

Ze hebben er hun handeltjes; verkopen sigaretten, zeep of koekjes. Of muziek. Want spelend op straat valt bij de blanken in de diplomatenwijk Gombe altijd wel wat muntgeld te halen. De een heeft een gitaar, in Kinshasa een groot bezit, de ander een fluwelen stem. En de jongste weet een uniek geluid te ontlokken aan een zelfgemaakt instrument, bestaande uit een melkblik, een stukje hout en elektriciteitsdraad.

En, o ja, vier van hen zijn door polio verlamd. Ze bewegen zich door de krioelende stad in driewielers, al dan niet gemotoriseerd.

Professioneel en geconcentreerd
Vijf jaar later zijn de omstandigheden nog zo. Maar voor Staff Benda Bilili is er toch ook veel veranderd, met een veelgeprezen album op de internationale markt en een grote tournee in het verschiet; en afgelopen juli voor het eerst buiten Congo, als kort voorproefje. De stad Belfort had de eer van het eerste Europese optreden. Ernaar gevraagd geven de bandleden er laconiek commentaar op. ‘Ging wel goed, ja. De mensen dansten. Dat hadden we eigenlijk ook wel verwacht.’

Vanuit Brussel had Vincent Kenis, de producer van de cd, ontdekker van de groep én muzikaal adviseur, er andere woorden voor. Daags na het concert: ‘De kracht die van het podium kwam, verraste ook mij. Ik realiseerde me plotseling hoe professioneel die mannen zijn. Zo geconcentreerd ook. Ze schuimen samen natuurlijk al jaren de straten van Kinshasa af. Daar telt het niet als je je ziek voelt of geen zin hebt, maar speel je voor wat je waard bent. Dat kun je dan ook voor vierduizend man op een festival in een Franse stad. Een rockpubliek, maar het dak ging eraf.’

Een vakantiekamp voor schoolkinderen is dan weer een totaal ander kopje thee. Toch vinden de zeven muzikanten van Staff Benda Bilili zich daar drie dagen later terug. Aan de rand van een gazon staan en zitten ze keurig op een rijtje. De driewielers zijn in Kinshasa achtergebleven. Groepen schoolkinderen trekken om beurten langs om de band vragen te stellen. Het is vooral drummer Claude Montana die de antwoorden geeft. Hij doet dat met verve. ‘Ja, ook wij hebben Air France.’ En: ‘Oorlog? Die is er overal in Afrika.’ De zes- en zevenjarigen zijn ook nog benieuwd naar de fauna van Congo. Die van acht en negen hebben weer interesse in andere dingen, bijvoorbeeld of ze in Kinshasa ook te weten zijn gekomen dat Michael Jackson dood is.

Het unieke geluid van de satonge
Gemusiceerd wordt er ook. Gitaar, bas, handtrommeltje en vijf stemmen laten samen een lome rumba opstijgen. Roger Landu zorgt voor het spektakel. Met zijn achttien jaar de benjamin van de band, soleert op zijn satonge, liggend in het gras. Roger kwam twaalf jaar geleden aanwaaien. Een shege, een dakloos straatkind. De satonge, het instrument dat hij zelf maakte, had hij toen al. Ricky Likabu ontfermde zich over hem en hielp hem het unieke geluid van zijn instrument te vervolmaken. ‘Kijk eens wat er van hem geworden is’, zegt hij trots. ‘Hij is mijn spirituele zoon. Als ik ermee stop, wordt hij de leider van de band.’

Coole gast, die Roger. Rastahaar, petje, streetwise. Het gapende gat frontaal in zijn bovengebit is er niet toevallig. Muzikaal is hij van alle markten thuis. Waar hij kan, pakt hij ook de gitaar op, en die avond – als op het vakantiekamp een tienerbandje grunge speelt – zet hij zich fluks achter het drumstel. Voor de zekerheid heeft hij nog vijf beschilderde satonges bij zich in een tasje. Wie weet kan hij ze aan de man brengen. ‘Ik vraag er 25 euro voor’, zegt hij. ‘Als ik er twee verkoop, kan ik in Kinshasa een gitaar kopen.’

Op het dorpsterras komen we van Theo Nzonza Nsituvuidi, gitarist en sopraanzanger, te weten dat hij en Likabu elkaar al lang kennen. Ze kwamen elkaar voortdurend tegen op de boot naar en van Brazzaville, de hoofdstad van het andere Congo, aan de overkant van de rivier. Twee handicapés, die het van de commerce moesten (en moeten) hebben. En daarbij in het voordeel zijn, sinds toenmalig dictator Mobutu invaliden gedeeltelijke belastingvrijstelling gaf.

Sex Machine
Likabu, gitarist Coco Ngambali en zanger Tanga-Suele verplaatsen zich in Kinshasa alle drie met een driewieler. Die van Ngambali is zelfs een Yamaha, met motor dus. Nsituvuidi had er ook zo een. ‘Maar die is gestolen. Zo is het leven. Misschien kan ik er weer een terugverdienen met de muziek.’

Likabu, Ngambali en bassist Paulin ‘Cavalier’ Kiara-Maigi speelden al eerder met Papa Wemba. Maar toen de koning van de zoetgevooisde rumba in Europa voor mensenhandel achter de tralies ging, was dat voorbij. Feitelijk was dat voor Staff Benda Bilili het startpunt. ‘We oefenen nu drie keer in de week. We hebben er een kleine repetitieruimte voor, of we spelen in de zoo.’

De liedjes, met teksten over de sores van alledag, componeren ze beurtelings. De debuutplaat laat niet alleen de padden uit de dierentuin horen, maar ook een zeer eigen groepsgeluid en een weldadige variatie. Er is trage meerstemmige rumba, funk, een snuf reggae, ritmiek uit het Congolese achterland. Likabu: ‘We houden van de groten van de Congolese rumba, mensen als Rochereau en Franco. Hun erfenis mengen we met musique internationale.’ Een grote streep vóór heeft daarbij James Brown. Ricky Likabu smaakte het genoegen de grootmeester van de funky soul in 1974 in Kinshasa te zien optreden. Het lied Je t’Aime op de cd is het duidelijkst op Browns leest geschoeid. ‘Sex machine’, klinkt daarin een achtergrondstem. ‘Dat slaat ook op onszelf’, lacht de bandleider.

Met de klassieke interviewvorm hebben de leden van Staff Benda Bilili trouwens niet zoveel. Ze dragen het hart ook verder niet op de tong. Vriendelijk afstandelijk zijn ze eerder. Dat wordt nog versterkt door de grote zonnebrillen die de meeste bandleden dragen. Als die eens af gaan, valt de onderzoekende, krachtige blik op. Alsof de ogen willen zeggen: Met ons ga je niet kuieren. ‘Nee, ik voel me helemaal niet gehandicapt`, zegt Likabu. ‘Oké, de benen doen het niet meer. Maar het hoofd wel. En daar gebeurt het werk.’ De gezonden van lijf en leden in de band duwen de rest door de Franse dorpsstraatjes. Samen sterk. Dat is hier zo, en thuis ook. Daar hebben de gehandicapten zich verenigd in een krachtige organisatie, Plateforme. ‘Je helpt elkaar. Logisch toch?’ Aan zielig doen hebben ze niks. Een zwaar leven? In Kinshasa heeft iederéén het zwaar.

Geen doetjes, deze gasten
Staff Benda Bilili laat zich vertalen als ‘kijk door de buitenkant heen’. De Franse filmmaker Renaud Barret heeft dat in ieder geval gedaan. Hij en landgenoot Florent de La Tullaye ontdekten in 2005 de band en volgen die sindsdien met de camera. Tot dusver in Congo, nu ook in Frankrijk. Het eerste verblijf hier wordt het sluitstuk van een documentaire over de band die volgend jaar moet verschijnen.

‘Deze gasten zijn geen doetjes’, zegt Barret. ‘Vergis je ook niet in dat platform van gehandicapten. Ze innen bijvoorbeeld wekelijks geld bij winkeliers, in ruil voor bescherming. En wie niet meedoet, tja, die loopt kans zijn zaak rokend aan te treffen. Zoals de cd-hoes Staff Benda Bilili toont, als een soort motorcycle bad boys, zo wil de groep het zelf. Ze hebben wel iets van een bende. Ze roken dope, ze drinken, zitten achter de vrouwen aan. Ze hadden een percussionist, Randy. “Voor ik drumde was ik dealer”, vertelde die. Hij was negen! Randy is er niet meer bij. Verdwenen. Niemand weet waar hij is.’

De avond van de volgende dag staat Staff Benda Bilili op een buitenpodium, op het binnenterrein van een eeuwenoude boerenhoeve in de buurt van Bourg-en-Bresse. Roger Landu vertoont zich in een outfit van kaki driekwartsbroek, hoge canvas schoenen, hip trainingsjack en een roodzwarte bandana onder een cowboyhoed. De vier oudere mannen, in overhemd en/of colbert, zijn in hun rolstoelen vooraan geposteerd.

Vijf-, soms zesstemmig is de zang. Het ritme is rotsvast in handen bij de vervaarlijk ogende bassist Cavalier en drummer Montana. De laatste bespeelt een kit van bamboe, hout en stukjes oud ijzer. Opdat het niet verschuift, zit het met touwtjes vast aan zijn stoeltje. De blote rechtervoet pompt wel op een heus pedaal, zijn trots. ‘Gekregen van Tony Allen (drummer van Fela Kuti; red.), toen die in Kinshasa was.’

Drie kwartier heeft Staff Benda Bilili slechts. Genoeg om het publiek – eerder vijftig- dan veertig-plus deze keer – los te krijgen. Zanger Djunana Tanga-Suele laat zich uit zijn rolstoel zakken en danst op zijn achterwerk, met de houten krukken demonstratief in de lucht. En weer klinkt het: ‘Staff!’ ‘Benda Bilili, très très fort!’ Niemand die het tegenspreekt.

Dit artikel is eerder verschenen in Mixed Wereldmuziekmagazine, editie 11, najaar 2009

concerten
18 juni: Paradiso, Amsterdam
19 juni: Festival Mundial, Tilburg
20 juni: Regentessen Theater, Den Haag
26 juni: Couleur Cafe, Brussel
7 augustus: Festival Esperanzah, Namen
8 augustus: Dranouter Festival
22 augustus: Lowlands
28 augustus: Zomerpark Feest, Venlo

0 Comments:

Een reactie posten

<< Home